2. Besteed veel aandacht aan mondelinge communicatie(vaardigheden)


Download als PDF

Hoe komen we naar B1? In zes bijeenkomsten buigen expertteams zich over de vraag hoe we straks meer cursisten naar niveau B1 krijgen. Na fantastische pitches over wat er nodig zou zijn om de huidige praktijk te versterken (die pitches alleen al, goed idee voor je docententeam!), kozen de experts twee van de genoemde verbeterpunten en werkten die uit.

De tweede succesfactor werd: besteed veel aandacht voor mondelinge communicatie(vaardigheden).

Waarom eigenlijk?

Trainen van mondelinge communicatievaardigheden is een ondergeschoven kindje in het huidige inburgeringsonderwijs. Cursisten werken de A2 lesmaterialen door en slagen ze voor het inburgeringsexamen, maar in de praktijk blijken ze nauwelijks of niet aanspreekbaar. Ze verstaan niet wat je zegt, de vraagwoorden lijken wel onbekend en zichzelf uiten is echt lastig. Aandacht voor ‘spreekvaardigheid’ krijgt in de lessen veelal vorm door cursisten zinnen te laten nazeggen en de oefeningen (inclusief de instructie) voor te lezen. Het lijkt vaak te blijven hangen bij de B van Neuner. In het dagelijks leven moeten de cursisten echt communiceren en dan vooral mondeling. Hun ‘taalbehoefte’ ligt op het gebied van de natuurlijke communicatie. De experts werkten deze succesfactor uit in drie brokken.

Welk materiaal gebruik je?

Ten eerste het lesmateriaal. Als de huidige lespraktijk kennelijk niet goed genoeg is, betekent dat dan dat je de lesmaterialen aan de kant moet gooien? En alles zelf moet ontwikkelen? Welnee. Er zitten veel goede oefeningen in de lesmaterialen. Maar tip één is om ze goed te gaan gebruiken, dat wil zeggen dat je de C en D-opdrachten van het ABCD-model van Neuner niet overslaat. Ook niet als je in tijdnood komt met je programma. Je lessen gaan eigenlijk over die D-opdrachten, waarin cursisten in vrije productie gaan oefenen. Ga bovendien nog een stap verder: vul de D-oefeningen in overleg met de cursisten aan met taken die zij in het echt kunnen doen. Je zou onderscheid kunnen maken in D1 oefeningen die je nog ‘veilig’ ín de klas kunt doen en D2 opdrachten voor buiten de les.

Helemaal mooi wordt het als je de les niet alleen baseert op wat er in het lesmateriaal staat, maar je ook de taalvraag van de cursisten als uitgangspunt neemt. Vraag hen: wat ga je de komende weken doen, welke gesprekken kun je daarin tegenkomen en hoe kun je daarmee oefenen? Je zult versteld staan van waar de cursisten allemaal mee komen, ze zijn veel inventiever dan je ooit dacht.

Hoe pak je het aan?

Ten tweede de lesaanpak. De experts formuleerden drie basisadviezen:

  • Train het oor en niet alleen het oog. Zorg voor voldoende luistervaardigheidstraining. Bij beginnende cursisten kun je aan ‘meeluisterstages’ denken, bijvoorbeeld door cursisten te laten meelopen met een vrijwilliger. En voor alle cursisten zijn buitenschoolse luisteropdrachten te bedenken, waardoor ze veel taalinput krijgen.
  • Neem voor het versterken van je spreekvaardigheidsdidactiek om te beginnen de volgende lijfspreuk over: proberen is leren. En de bekende regel van FC Sprint: ‘fouten maken moet’. Het idee dat cursisten alleen via (eindeloos) inslijpen van zinnen en correcte woordvolgorde spreekvaardiger worden, gaat voorbij aan het natuurlijke verloop van taalverwerving. Geef cursisten de ruimte om te proberen echt te communiceren en functionele en inhoudelijke informatie uit te wisselen.
  • Als je feedback geeft, geef dan om te beginnen altijd positieve feedback. En als je dat doet, geef dan (ook) feedback op factoren die een rol spelen bij communicatie, bijvoorbeeld stemvolume en intonatie maar ook non-verbale aspecten zoals lichaamshouding en mimiek.

Op B1 kunnen functioneren betekent…

Een apart aandachtspunt bij mondelinge communicatievaardigheden is dat zelfredzaamheid om en nabij niveau B1 niet per se hetzelfde is als slagen voor het Staatsexamen NT2 Programma I – zéker niet voor mondelinge taalvaardigheid. In de taaltrajecten zouden docenten veel meer aandacht aan het ontwikkelen van functionele communicatieve vaardigheden, inclusief gespreksvaardigheden, kunnen besteden om dan pas na verloop van tijd aan examenvoorbereiding te doen. Gezien het belang van zowel de taalaanbieder als de cursist dat zij slagen voor het examen (ook al vanwege het slagingspercentage van het Keurmerk Inburgeren) is er een enorm spanningsveld tussen dat examen enerzijds en doen wat goed is voor de cursist en de maatschappij anderzijds. We zullen er een apart artikel aan wijden in Les.

Welke randvoorwaarden gelden

Ten derde de randvoorwaarden die de taalaanbieder moet faciliteren.

  1. Om te beginnen draagt de taalaanbieder idealiter een visie uit over wat taalverwerving (en taalvaardigheid) is en hoe een cursist leert communiceren. De taalaanbieder kan duidelijke afspraken maken over de lestijd die elke docent besteedt aan leren communiceren en dat zichtbaar maken, bijvoorbeeld in het rooster: 50% van de tijd wordt besteed aan communicatie en spreekvaardigheid. Zo weten cursisten het ook en zo kunnen zij hun docenten erop aanspreken.
  2. Hoge verwachtingen hebben van de cursisten is één ding, maar de taalaanbieder moet ook hoge verwachtingen hebben van de docent. Dat is een tweede randvoorwaarde. NT2-docentschap is een vak. Gewoonweg het boek volgen en door tijdnood de D-oefeningen overslaan… dat mag je van een docent niet vragen. Docenten kunnen meer en ze kunnen veel sterker onderwijs neerzetten dat gericht is op de ontwikkeling van mondelinge communicatieve vaardigheden als ze uitgedaagd worden. Dat leidt tot randvoorwaarde 3:
  3. Docenten kunnen daarin samenwerken en van elkaar leren. De aanbieder kan het docententeam daarin steunen, door structureel en goede teambijeenkomsten in te richten en docenten bij elkaar in de les te laten kijken.

Voorbereidingstijd

En ja: voor dat sterkere onderwijs heeft docent voorbereidingstijd nodig. Dat is de telkens weer terugkerende overkoepelende randvoorwaarde. Dus daar moeten taalaanbieders (en gemeenten die inkopen) zich bewust van zijn. Ga daarover zo snel mogelijk in gesprek met je coördinator voordat die veel te krap begrote trajecten heeft verkocht aan de gemeente, waardoor je alleen maar slaafs het lesboek kunt ‘doorwerken’ en verder niks…

Meer! Meer!

Voor meer informatie over het project Hoe komen we naar B1?, zie www.bvnt2.org/hoekomenwenaarb1. Daarop vind je andere blogs, artikelen en interviews met succesfactoren.

Experts van de bijeenkomst waarop deze blog gebaseerd is, zijn: Ankie Vanoppen, Annemarie Nuwenhoud, Fiona van Koot, Gerrie Gastelaars, Jeannette Serra, Karlijn van der Heijde-Manders en Merel Borgesius.