Hoe komen we naar B1? In zes bijeenkomsten buigen expertteams zich over de vraag hoe we straks meer cursisten naar niveau B1 krijgen. Na fantastische pitches over wat er nodig zou zijn om de huidige praktijk te versterken (die pitches alleen al, goed idee voor je docententeam!), kozen de experts twee van de genoemde verbeterpunten en werkten die uit.
De eerste succesfactor werd: ga uit van de leervraag van de cursist.
Waarom eigenlijk?
Het idee is: de leervraag van de cursist is de motor van zijn leren. Je zou in het begin en gaandeweg het traject met de cursist moeten onderzoeken: wat wil je bereiken in Nederland, waar heb je de taal op de lange termijn voor nodig en waar ben je op de korte termijn bij gebaat? Cursisten worden uitgenodigd te kijken naar wat zij willen leren, wat hun dromen zijn en wat zij nodig hebben om uiteindelijk dat B1 niveau te halen en te slagen voor het examen. Vervolgens haal je de dagelijkse praktijk de les in en je zet de cursist in een actiestand.
Mooi verhaal
Om dit voor elkaar te krijgen, benoemde het expertteam de volgende suggesties:
- Zorg ervoor dat het leren vanuit de eigen leerdoelen ingebed is in de structuur van je traject. Gebruik daarvoor een studiewijzer en visualiseer hoe het werken met de eigen leerdoelen eruit gaat zien.
- Knip de leerdoelen op in kleine stukken en werk stapsgewijs toe naar een praktijkgerichte eindopdrachten.
- Laat cursisten hun opdrachten in een persoonlijk onderwijsportfolio verzamelen. (Let wel: dat is iets anders dan een zogenaamd examenportfolio zoals bij de vorige inburgeringswet.) Begin meteen met zo’n portfolio, op laag niveau, zodra ze beginnen met taalleren. Het portfolio is een groeidocument, waarin ze in hele kleine stapjes laten zien hoe ze vorderen op vaardigheden die voor hen van belang zijn.
- Bouw evaluatie- en reflectiemomenten in. Bij laag- en middenopgeleiden is zelfreflectie soms nog niet vanzelfsprekend, dus daar moet je vanaf het begin veel aandacht aan besteden. Aan zo’n portfolio en de opdrachten zou je geen consequenties moeten verbinden, het moet geen verplicht nummer zijn. De waarde en stimulerende kracht zit hem juist in de het feit dat het een gepersonaliseerd porfolio is en de intrinsieke motivatie aanspreekt. De cursisten gaan er vanuit hun eigen beleving mee aan de slag, omdat ze het willen.
- Zorg voor goede begeleiding. Het kan een idee zijn om bijvoorbeeld met ‘vouchers’ te werken. Elke cursist krijgt aan het begin van het traject een stapel vouchers voor individuele begeleiding, die hij mag inwisselen op het moment dat hij dat wil.
Nu horen we de lezers dezes denken: mooi verhaal, maar hoe verhoudt zich dat tot het lesmateriaal en tot de tijd die ik krijg om een hele groep cursisten tegelijk tot het examen op te leiden? Dat is een legitieme vraag, maar gelukkig zijn er handvatten. De experts noemden:
Mix van lesmateriaal en leervragen
De rol van docent wordt aangevuld met de rol van begeleider. Je hoeft dat niet radicaal te doen, dat wil zeggen: werken in een groep, het sociale aspect van ‘leren met elkaar’ blijft ook heel belangrijk. Een mix van gezamenlijk (met differentiatie) werken vanuit lesmateriaal en individuele of in kleine groepjes werken aan eigen leerdoelen, maakt het al veel haalbaarder.
Werken met groepen
Bovendien kan het werken met eigen leerdoelen ook in groepjes. Ook dat maakt het voor een docent al haalbaarder. Als handvat kunnen de 24 werkvormen voor groepscoaching dienen (gratis te downloaden van lerenlerendoorcoaching.nl). In Vlaanderen werken ze al járen met Maatwerkhoeken: een deel van de week kiezen cursisten waar ze aan gaan werken: in de ruimte zijn verschillende tafels ingericht met lesmateriaal en opdrachten bij verschillende leerdoelen. Inspiratie kun je halen op de website Leerdoelencatalogus van de Nederlandse Taalunie. In de leerdoelencatalogus staan mogelijke leerdoelen en onder de knop ‘doos op rollen’ vind je een schat aan (Vlaams) lesmateriaal voor de verschillende leerdoelen.
Behapbaarheid voor de cursist
En tot slot: alles loslaten en het de cursisten zelf laten uitzoeken, is niet de handigste manier. Zeker niet voor cursisten die dit alles niet gewend zijn. Maar hen een substantieel deel van de regie over hun leren bieden, past goed bij de doelstelling om zelfredzame burgers te creëren. Je kunt de cursisten daarin bijvoorbeeld ondersteunen door keuzes wat meer te structureren: een selectie van mogelijke leerdoelen, een selectie van mogelijk materiaal waarmee ze aan de slag kunnen.
Verdeling werklast
Blijft staan dat het loslaten van jezelf als ‘alwetende docent’ en het bewust kunnen inzetten van je rol als begeleider van leerprocessen inspanning vergt. Je moet iets afleren dat raakt aan je overtuiging van je rol en hoe je die goed invult. Het kan helpen om dat niet alleen te doen. Bouw de inbreng van gastsprekers in trajecten. Bijvoorbeeld iemand uit van de GGD, die voor meerdere cursistgroepen e.e.a. vertelt over gezondheid – verschillende cursisten hebben verschillende luisterdoelen. In overleg met de gemeenten kun je zo in het traject al veel functioneels inbouwen wat sowieso hoort bij de maatschappelijke begeleiding van de inburgeraars. En zo komt alle werklast niet helemaal bij de docent te liggen.
Voorbereidingstijd
En ja: werken vanuit leerdoelen kan alleen maar als de docent voorbereidingstijd heeft. Dus daar moeten taalaanbieders (en gemeenten die inkopen) zich bewust van zijn. Ga daarover zo snel mogelijk in gesprek met je coördinator voordat die veel te krap begrote en leermiddelgerichte trajecten heeft verkocht aan de gemeente…
Verwijzingen
- Blogs Jan Deutekom: http://www.jandeutekom.nl/author/jandeutekom/
- www.Lerenlerendoorcoaching.nl
- Leerdoelencatalogus, maatwerkhoeken en de doos op rollen: http://taalunieversum.org/inhoud/nt2-beginnersdoelen/leerdoelencatalogus
Meer! Meer!
Voor meer informatie over het project Hoe komen we naar B1?, zie www.bvnt2.org/hoekomenwenaarb1. Daarop vind je andere blogs, artikelen en interviews met succesfactoren.
Experts van de bijeenkomst waarop deze blog gebaseerd is, zijn: Ankie Vanoppen, Annemarie Nuwenhoud, Fiona van Koot, Gerrie Gastelaars, Jeannette Serra, Karlijn van der Heijde-Manders en Merel Borgesius.