6. Prosodie

Download als PDF

 

Werk vanaf de eerste les aan prosodie

Hoe komen we naar B1? In zes bijeenkomsten buigen expertteams zich over de vraag hoe we straks meer cursisten naar niveau B1 krijgen. Na fantastische pitches over wat er nodig zou zijn om de huidige praktijk te versterken (die pitches alleen al, goed idee voor je docententeam!), kozen de experts twee van de genoemde verbeterpunten en werkten die uit.
De zesde succesfactor werd: besteed vanaf de eerste les aandacht aan prosodie.

Aandacht voor prosodie is logisch

Volgens het Referentiekader is de cursist op niveau B1 ‘duidelijk verstaanbaar, alhoewel gekleurd door een accent en af en toe een verkeerd uitgesproken woord’. Om ervoor te zorgen dat de cursist dit doel bereikt, is aandacht voor prosodie onmisbaar. Prosodie omvat klemtoon, spreekritme en intonatie. In het Nederlands zijn dit kenmerken die als het ware ‘over de klanken heengaan’, prosodie is overal: elk woord heeft klemtoon en intonatie, elke zin heeft ritme. Uit allerlei onderzoeken is inmiddels onmiskenbaar naar voren gekomen dat het beheersen van een goede prosodie de belangrijkste factor is om goed verstaan te kunnen worden. Belangrijker nog dan het goed uitspreken van klinkers, tweeklanken, medeklinkers en clusters.

Aandacht voor prosodie is om verschillende redenen van belang. Allereerst zijn de plaats en de mate van klemtoon, het spreekritme en de intonatie in de meeste moedertalen anders dan in het Nederlands. Veel cursisten houden echter onbewust vast aan hun eigen moedertaal. Een niet-Nederlandse prosodie zorgt voor een slechtere verstaanbaarheid en ongemakkelijke spreeksituaties. Door te werken aan prosodie wordt bovendien de verstavaardigheid beter: een cursist met kennis van het ritme van het Nederlands kan dit ritme gebruiken om een zin beter te kunnen verstaan. Ook geeft intonatie extra informatie over wat je wilt zeggen. Dit is van invloed op hoe je overkomt op de luisteraar, bijvoorbeeld je werkgever, een klant of een collega. Dit past bij het doel op B1 dat mensen capabeler zijn op de werkvloer.

De cursist helpen om duidelijk Nederlands te spreken is taalonderwijs. Deze taak ligt dus in jouw handen (en niet bij de logopedist, tenzij er meer aan de hand is). Hoe pak je het aan?

Expliciete aandacht

Om cursisten te helpen een Nederlandse prosodie te ontwikkelen, is expliciete aandacht nodig: je moet cursisten opmerkzaam maken op de prosodische kenmerken van het Nederlands, zoals onze vraagintonatie en zins- en woordaccenten, en de cursisten de mogelijkheid bieden om hier goed mee te oefenen. Veel leergangen bevatten inmiddels taalraps en dialogen die je als docent tot taalriedel kunt bewerken en waarmee zinsintonatie en ritme kan oefenen. Om die expliciete aandacht te kunnen geven, is het waarschijnlijk verstandig om je kennis over prosodie te vergroten: bewustzijn van wat het is in het algemeen en kennis hebben van de Nederlandse prosodie en die van andere talen in het bijzonder. Voor het laatste kun je natuurlijk je cursisten gebruiken. Vervolgens is het belangrijk om prosodiefouten te herkennen en er goed feedback op te geven. Tot slot moet je zorgen dat je goed weet hoe je instructie geeft op dit vlak (hoe kan je uitleggen wat een klemtoon is of hoe intonatie werkt in het Nederlands?) en hoe je cursisten gericht kan laten oefenen met prosodie.

Concrete stappen

Hoe kan je dit aanpakken? Prosodie kan al heel vroeg in het leerproces aangeboden worden, te beginnen met klemtoon en intonatie. Je kunt met cursisten de volgende stappen doorlopen:

  • Bewust maken van het aspect, bijvoorbeeld aan de hand van een dialoog, introduceren van een kapstokwoord.
  • Ervaren van het aspect: voelen wat je doet als je de klemtoon op verschillende plekken in een woord legt of als je toon aan het eind van een zin omhoog gaat.
  • Koppelen aan het schrift, bijvoorbeeld: een vraagteken betekent dat je met de toon omhoog moet, of: een stomme e heeft nooit klemtoon.
  • Luisteroefeningen: onderscheiden en identificeren, bijvoorbeeld: hoor je een vraag, waar ligt het zinsaccent?
    Uitspraakoefeningen: nazeggen, de eigen uitspraak vergelijken met een voorbeeld (bijvoorbeeld met de uitspraakfunctie van Google Translate), zelf de klemtoon in nieuwe woorden bepalen op basis van analogie (kapstokwoorden), klemtoonregels of met klemtoonaanwijzingen in een woordenboek, lastige woorden oefenen, feedback vragen aan de docent (de spraakfunctie van Whatapp kan dan nuttig zijn).
  • Doen: het geleerde toepassen in spreekopdrachten binnen en buiten de klas.

Didactische handgrepen

  1. VUT-model toepassen. Het heeft weinig effect om steeds ‘vast te stellen’ waar het fout gaat. Ook bij het werken aan prosodie geldt het VUT-model. Cursisten moeten dus bij spreekoefeningen vooraf een opdracht meekrijgen en hierop feedback krijgen.
  2. Aanreiken, loslaten en terugkoppelen. Leren is proberen. Cursisten moeten de gelegenheid krijgen fouten te maken en je gaat natuurlijk ook niet de hele tijd alle uitspraakfouten verbeteren. Dat hoeft ook niet. Het is niet zo dat cursisten uitspraakfouten meteen ‘inslijpen’. Maar check regelmatig even hoe het gaat en weet hoe je kunt bijsturen.
  3. Feedback. Feedback op uitspraak moet expliciet zijn. Impliciete feedback komt vaak niet aan, omdat de cursist dan denkt dat je hem gewoon begrepen hebt. De docent moet dus leren om expliciet te benoemen waar hij op lette en hoe dat ging. Laat vervolgens de cursist het nog een keer uitspreken, om zo de juiste uitspraak in te slijpen.

Er zijn verschillende materialen beschikbaar, zoals Verstaanbaar Nederlands in zeven stappen (Coutinho, 2020), Verstaanbaar Spreken (Coutinho, 1999) en de videoserie ‘De eerste stappen’ op NT2Spraak.nl.

Meer! Meer!

Voor meer informatie over het project Hoe komen we naar B1?, bvnt2.org/hoekomenwenaarb1. Daarop vind je andere blogs, artikelen en interviews met succesfactoren.

Experts van de bijeenkomst waarop deze blog gebaseerd is, zijn: Angèle Kramer, Eeke Riegen, Karin van Harten, Marieke Goedegebure, Tineke Daniëls, Wietske Zwaagstra, Yvonne Zevenbergen.