8. Combineer de taalles met de praktijk

 

Hoe komen we naar B1? In zes bijeenkomsten buigen expertteams zich over de vraag hoe we straks meer cursisten naar niveau B1 krijgen. Na fantastische pitches over wat er nodig zou zijn om de huidige praktijk te versterken (die pitches alleen al, goed idee voor je docententeam!), kozen de experts twee van de genoemde verbeterpunten en werkten die uit.
De achtste succesfactor werd: combineer de taalles met de praktijk.

 

Hoe breng je de praktijk in de les? 

Een van de belangrijkste factoren om een taal te leren is taalcontact. Als docent wil je cursisten in de taalles zo goed mogelijk voorbereiden om de taal ‘in het echt’ te gaan gebruiken. In blog 3, over kennis van de wereld, is uitvoerig ingegaan op het belang van kennis over uiteenlopende situaties in werk, opleiding en het dagelijks leven om taal in deze situaties daadwerkelijk te kunnen gebruiken. Hoe kun je als docent nou zorgen voor deze koppeling tussen taal en praktijk? De groep experts van de bijeenkomst van 19 januari bestond uit docenten, docentenopleiders en een groep vertegenwoordigers van de inburgeraars. De laatsten gaven aan dat inburgeraars in hun eigen inburgeringstraject de mogelijkheid om duaal te leren te missen. Ze gaven docenten het dringende advies mee – bottom up – om duaal leren te faciliteren.
Of een traject in de basis duaal opgezet is, ligt vaak niet in de handen van jou als docent. En oriëntatie op werk gaat in de nieuwe wet juist van de taalaanbieders over naar de gemeente en loopbaanbegeleiders. Dus de oproepvan de vertegenwoordigers van inburgeraars is eigenlijk vooral gericht aan de gemeenten, aan de coördinatoren van aanbieders (dus: breng deze blog onder de aandacht van je coördinator en neem ʹm mee naar de gemeente) en uitvoerders van MAP. Maar toch goed om nog eens kennis te nemen van de behoefte van inburgeraars. En áls het traject duaal is ingericht, dan vergt dat wat extra docentcompetenties, didactische handelingen en (voorbereidings) tijd om het leren ook echt duaal te maken. Hieronder de concrete tips die de experts meegaven.
 

Achtergrond: waarom kiezen voor duale trajecten? Taallessen helpen cursisten om zich voor te bereiden op gebruik van de taal ‘in het echt’. Het is daarom van belang dat er in NT2-lessen voldoende aandacht is voor taalleren in de praktijk, door de link te leggen met oefensituaties buiten de les. Hierbij staat niet alleen de vraag centraal hoe de cursist nieuwe kennis in de praktijk gaat brengen, maar ook wat hij in de praktijk heeft geleerd. De cursist moet gestimuleerd worden om de taal uit de les in de praktijk te gaan gebruiken en uitgenodigd worden om in de les te reflecteren op zijn taalgebruik in de praktijk. Een goede manier om de taalles met de praktijk te combineren is duaal leren. Het voordeel van duaal leren is dat de cursist direct in een ‘echte’ situatie moet functioneren waarin hij Nederlands moet gebruiken. Bovendien leert de cursist zo ook meer over cultuur- en houdingsaspecten in de Nederlandse samenleving en ontwikkelt hij nieuwe vaardigheden.
 

Samenwerking binnen de gemeente

Volgens de experts in de bijeenkomst zou duaal leren idealiter bestaan uit drie dagen school en twee dagen praktijkleren (stage of vrijwilligerswerk). Door de inburgeringswet en de Participatiewet te combineren en op elkaar af te stemmen zou dit mogelijk moeten zijn. Als voorwaarde noemen de ervaringsdeskundigen dat taalaanbieders en andere (welzijns)organisaties in het aanbod zelf goed moeten samenwerken en hun activiteiten afstemmen. Door dit in een samenwerkingsverband aan te pakken, werk je aan hetzelfde en is de situatie duidelijk voor de inburgeraar.

Sociale kaart 

Wat ook kan bijdragen is dat de docenten goed zicht hebben op de zogenaamde ‘sociale kaart’ in de regio: dat zij weten welke stichtingen of organisaties er al zijn die zich bijvoorbeeld inzetten voor cultuursensitief werken, taalcoaches of taalcafés, extra huiswerkbegeleiding, et cetera. Je kunt contacten aangaan met deze partijen, zodat je precies weet wat ze doen en je ook relatief makkelijk je cursisten van passend advies kunt dienen voor activiteiten buiten de les. Er bestaat een website waarin al een deel van de sociale kaart per gemeente is verzameld (www.digitale-sociale-kaart.nl). Dit kan een begin zijn, maar meestal is het nog niet compleet en specifieke taalactiviteiten zitten er vaak niet in.

Ruimte bieden voor oriëntatie 

De vertegenwoordigers van inburgeraars geven voorts aan dat het van belang is om te kijken naar wat een cursist in het land van herkomst al heeft gedaan. Wat is hun (werk)ervaring, wat zouden ze graag willen op werkgebied, welk beeld hebben ze daarbij? Tegelijkertijd is het belangrijk om de cursist de ruimte te geven om zich te oriënteren. Wat betekent het om automonteur in Nederland te zijn, hoe ziet de dagelijkse praktijk van een ict-medewerker eruit? Hierbij zouden ervaringsdeskundigen ingezet kunnen worden om als rolmodellen te fungeren en een brug te kunnen slaan.
Door jouw beeld van de cursisten en jouw kennis van de Nederlandse context, kan je met de cursisten meedenken stages of vrijwilligerswerk en hen helpen over die onderwerpen te spreken in het Nederlands. Vervolgens kunnen zij met hun klantmanager in gesprek hierover. Mogelijk kunnen er korte oriënterende stages georganiseerd worden, zodat cursisten in de praktijk kunnen leren wat hier allemaal nodig en mogelijk is. Zo leren cursisten de arbeidsmarkt kennen en kunnen ze beter inschatten wat goed bij hen past qua competenties.

Duaal leren: wat doe je in de les? 

En dan toch nog even naar het echte didactische werk: als docent wil je in de lessen praktijkgericht werken en aansluiten bij de realiteit. Dit doe je door situaties uit het dagelijks leven of van de werkvloer in de lessen op te nemen en ermee te oefenen op een interactieve manier. Rollenspellen zijn hier heel nuttig voor. Zoek zoveel mogelijk naar authentieke situaties waarmee jouw cursisten te maken krijgen. Je kunt bijvoorbeeld oefenen met gesprekken in een winkel, een ouder-kindgesprek of een sollicitatie. Ook situaties op het werk als vrij vragen, praten over overwerken of een lastige situatie met een collega bespreken, kunnen goed geoefend worden met een rollenspel. Door dit soort dingen te oefenen tijdens de lessen, leren cursisten niet alleen nieuwe woorden, maar doen ze tegelijk allerlei kennis over de Nederlandse werkcultuur op, met bijbehorende sociale en communicatieve vaardigheden: wat doe je en zeg je als je ziet dat een collega een fout maakt of als je vrij wilt vragen voor de bruiloft van een neef? Zie ook de pitch van Onno ter Haar.

Voorbereidingstijd 

En ja: praktijkgericht werken kost tijd: tijd voor de docent om zich goed voorbereiden, maar ook tijd om de samenwerking en organisatie goed op poten te zetten. Ook moet de begeleiding in de duale component op orde zijn. Taalaanbieders (en gemeenten die inkopen) moeten zich daar bewust van zijn. Ga daarover zo snel mogelijk in gesprek met je coördinator voordat die veel te krap begrote en leermiddelgerichte trajecten heeft verkocht aan de gemeente…

Meer! Meer! 

Voor meer informatie over het project Hoe komen we naar B1?, zie www.bvnt2.org/hoekomenwenaarb1. Daarop vind je andere blogs, artikelen en interviews met succesfactoren.

Experts van de bijeenkomst waarop deze blog gebaseerd is, zijn: Amanuel Mehari, Dimphy Tinnemans, Heba Abu Issa, Jan Strybol, Micheal Kidane, Milka Yemane, Tamer Alalloush, Yordi Lassooy.